Na
Georgetown fietsen we door streken waar we nauwelijks een westerling
tegenkomen. Tweemaal ontmoeten we Engelse fietsers. Verder alleen
Chinezen, Maleisiërs en Indiërs. Dat is wel wennen. We moeten
uitzoeken wat we kunnen eten, want een Engels menu is niet
vanzelfsprekend. En of we een biertje kunnen bestellen, of toch maar
de ijskoffie? In dorpen is vaak maar één restaurant en soms zitten
daar alleen mannen. Verder is er geen kip te beleven. Hotels zijn
meestal heel basic. Er is een douche, een bed, schone lakens en
handdoeken, maar het is vaak een kale bedoening. De hotels worden
voornamelijk bezocht door inwoners van Maleisië en die doen het hier
kennelijk mee. Ze beweren allemaal dat ze WiFi hebben, maar dat
blijkt in de praktijk toch vaak alleen bij de receptie, of helemaal
niet.
Onderweg
krijgen we wel af en toe echt cadeautjes. In Kuala Kangsar bezoeken
we het paleis van de sultan van Perak en nu koning van Maleisië.
Iedere 5 jaar wordt er uit de 5 sultans die het land kent één tot
koning gekroond, nu dus de sultan van Perak. De hele omgeving van het
paleis wordt koninklijk district genoemd en ziet er om door een
ringetje te halen uit. Mooie tuinen, een prachtige kade langs de
rivier de Perak en het paleis straalt heel veel luxe uit.
Toen
we Kuala Kangsar verlieten besloten we eerst nog een kop koffie te
zoeken. Bij het koffietentje waar we terecht komen hebben ze
broodjes, roti, met kip en lamsvlees. Dat is gauw beslist. Een
broodje blijft luxe in dit rijstland. Terwijl we onze broodjes
verorberen raken we aan de praat met een Indische man. Hij is erg
geïnteresseerd in onze fietsen. Voor het eerst van zijn leven ziet
hij een riem in plaats van een ketting. Hij maakt foto's en wil alles
weten over de techniek en natuurlijk wat ze kosten. Tenslotte betaalt
hij onze lunch en vervolgen we onze route, in afwachting van de
nodige klimmetjes. 10% belooft onze routebeschrijving. De eerste was
meteen 14%. Met moeite en ondersteund door enige Yvonnekreten wist ik
het hoogste punt te bereiken. De vele andere klimmen waren gelukkig
wel 10%, dus dat waren relatief gezien weer meevallers. De weg die we
bereden is een weg waar ik blij van word. Weinig verkeer,
heuvelachtig, met zicht op de donkere silhouetten van de bergen in de
verte en veel groen om ons heen.
Ik
kijk mijn ogen uit naar de architectuur van de traditionele houten
woningen. Ze staan op palen, oorspronkelijk om lucht/frisheid door te
laten. Bij veel huizen zijn de open ruimtes inmiddels dichtgebouwd.
Om extra ruimte te creëren vermoed ik. De huizen zijn in hun
oorspronkelijke houtkleur, of geverfd in vrolijke kleuren groen,
lichtgeel, oker, roze, taupe en, héél modern ogend, in wit met
donkergrijs. Als deze huizen goed onderhouden worden zijn het
plaatjes. We kennen ze wel uit andere Aziatische landen en ook de
Queenslander huizen in Australië zijn van hout en op palen gebouwd.
Na
een drukke weg gaan we met een pontje over en komen in een heel erg
verlaten stuk Maleisië. We fietsen over een smal weggetje middendoor
de kokos- en oliepalplantages. Er is een druk verkeer van
ijsvogeltjes. Fantastisch, die felblauwe vogeltjes met hun lange
snavels.
Inmiddels
zijn we op het echte platte Maleisië aangeland. De bergen hebben we
achter ons gelaten. Het doet bijna Hollands aan soms. Kanaaltjes met
bruggetjes naar de huizen en de groene rijstvelden zouden ook groene
weiden kunnen zijn..
We
zijn nu in Klang, een heel grote stad vlak bij Kuala Lumpur. We
hebben een prettig, goed hotel. We laten onze fietsen hier een paar
dagen staan om morgen Kuala Lumpur met de trein te bezoeken. We
zullen er een paar nachten bij een Warmshowers adres logeren, zodat
we tijd genoeg hebben om de sights op ons gemak te bezoeken.
En
dáár zullen we vast wel weer toeristen ontmoeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten