28 april. Ons hotel serveert geen
ontbijt. Bij een bakker kopen we een hier populair plat brood. Het is
nog warm. Even verderop blijkt een mini supermarkt met tafeltjes en
stoeltjes en heerlijke espressokoffie uit een Zwitsers
koffie-apparaat. Een stukje leverworst uit de koeling. We kijken
elkaar tevreden aan. Een lekkerder ontbijt kunnen we ons op dit
moment niet voorstellen. Gewoon eten wat er voorhanden is.
Door een dal fietsen we naar de
Armeense grens. De weg is rustig. De mensen begroeten ons vrolijk en
het landschap, met uitzicht op de Armeense bergen is uitnodigend.
Wat ons puzzelt zijn de tientallen
kraampjes en winkeltjes volgestouwd met Ariel en Persil waspoeder.
Ons handen- en voetenwerk volstaat niet dit keer. We komen er niet
achter wat hier de reden van is.
Armenië. Een land waar we nog nooit
zijn geweest.
Eenmaal de Armeense grens over fietsen
we stroomopwaarts langs een kolkende rivier. We stijgen constant,
maar het gaat geleidelijk. De bergen om ons heen worden hoger en het
dal wordt meer een kloof. Het is mooi. Alleen de fikse onweersbui
onderweg vinden we minder.
We komen terecht in een charmant
pension waar we een eigen etage betrekken. Op ons balkon laten we
onze doorweekte schoenen drogen. Onze eerste indruk van Armenië: een
arm land, bergachtig, groen en niet erg dichtbevolkt. Op het
platteland werkt men nog primitief. De wegen zijn niet goed
onderhouden en in de wat grotere dorpen zien we weer die deprimerende
hoogbouw. Mannen staan in groepjes bij elkaar te keuvelen of zomaar
wat te staan. Er scharrelen in onze ogen ouderwets, onooglijk
geklede vrouwen rond. Ze vegen wat, wachten op een bus of zitten op
het balkon van hun afschuwelijke flatgebouw melancholisch de
lelijkheid in staren. Wat jammer. De natuur is zo mooi, maar in de
grotere dorpen/steden bouwt men alles zo dicht opeen dat er geen
ruimte meer lijkt te zijn voor schoonheid. Of is het gewoon armoe?
B&B Iris is een prettige oase na een natte rit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten